Sinds de zomervakantie gaan veel van mijn klantgesprekken over de terugkeer van hun medewerkers naar kantoor. Ook na de vakantie blijft de bezettingsgraad van kantoren achter op de verwachting die men initieel had. Daar waar traditioneel de weken na de zomervakantie normaliter juist druk bezet zijn.
Hoe een directie (of MT) in die gesprekken reflecteert verschilt. Zo schreef ik vorige week over een Directie die de rol van kantoren ondergeschikt maakt aan het niveau van sociale cohesie en verbinding dat nodig is in de organisatie.
Een andere Directie overweegt de stap om het eerder vastgelegde ‘minimum van twee dagen op kantoor’ nog eens extra te bekrachtigen, ook als medewerkers aangeven het werk prima met één fysieke dag op kantoor uit te kunnen voeren.
En weer een andere Directie wil medewerkers juist niet dwingen, maar ziet voor het kantoor wel een essentiële rol in het hybride werken. Hoewel men nu twijfelt of dit gezien de huidige bezetting een aanzienlijke investering rechtvaardigt in de herinrichting van hun kantoor voor de lange termijn?
De tijd zal leren welke aanpak het beste werkt voor welk soort organisatie. Echter kunnen we dit niet los zien van enkele andere redenen die de massale terugkeer naar kantoor sterk beïnvloeden, zoals Japke-D-Bouma in haar column benoemt:
- De hoge brandstofprijzen waardoor mensen liever een paar dagen per week thuiswerken.
- Minder reistijd en thuiswerken is milieuvriendelijker.
- Dat we tijdens Covid geleerd hebben dat het kantoor ook niet alles is.
- En de krappe arbeidsmarkt.
Er is een ‘stille revolutie’ gaande, waarin medewerkers zelf bepalen waar ze willen werken (ook vanwege krappe arbeidsmarkt), stelt zij in het artikel. En ze zou zomaar eens gelijk kunnen hebben. Totdat de brandstofprijzen dalen of er een nieuwe crisis met massaontslagen opdoemt zoals ze zelf concludeert.